- uitbreken
- {{uitbreken}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [ontsnappen] s'évader2 [plotseling zich vertonen] apparaître3 [in alle hevigheid beginnen] éclater♦voorbeelden:1 er een uurtje uitbreken • se libérer pendant une heureuitbreken uit de gevangenis • s'évader de prison2 het angstzweet brak hem uit • il fut inondé d'une sueur froide3 de brand is uitgebroken in de kelder • le feu a pris à la cavede oorlog brak uit • la guerre éclataII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [door breken wegnemen] enlever♦voorbeelden:1 de kamer uitbreken • abattre un mur dans une piècestenen uitbreken • arracher des pierres d'un mur
Deens-Russisch woordenboek. 2015.